Wonen en werken in de Late IJzertijd in Spijkenisse

L.p Verniers ,R Torremans

doi:10.1163/24523666-01000004

Abstract

In July 2009, part of a stable farm from the end of the 3rd century BC at Spijkenisse was excavated. This farm was at the time situated in wet grassland with rough vegetation used as pasture. The excavated house plan consists of a living area, a hall and a stable part. After the occupation phase (around 210-200 BC) the site was used as a craft zone for beer or glue production (beginning of the 2nd century BC). In the archaeological research, attention was paid to the finding level (whether or not consecutively), the phasing in the tracks, the raw material supply and the food economy. The data concerning the pottery is entered in a Microsoft Access database. The hand-formed pottery found can be roughly dated as late Middle Iron Age and Late Iron Age. The majority of the animal component of the diet consisted of meat from domestic animals (especially beef, and also meat of sheep and/or goat). Emmer wheat and barley are the most important ingredients in the grain macro residues from the hearths. The habitation of the residential stable farm will have lasted about 10 to a maximum of 20 years. The next generation may have built a new farm in the vicinity.

Highlights

De opgraving werd uitgevoerd in opdracht van Waterschap Hollandse Delta, in het kader van een verbetering van de waterhuishouding op Putten
Ook nu vindt bewoning plaats op de hogere en zandige delen in het landschap, hoewel een klein aantal vindplaatsen in het veen is aangetroffen
Hoewel de plattegrond niet volledig meer aanwezig is en feitelijk alleen het woondeel en de hal zijn opgegraven, kan het staldeel aan de westzijde van het huis worden verondersteld

Summary

Context

Chr.) komt bewoning voor op het eiland Voorne-Putten. In deze periode worden boerderijen neergezet op veenbultjes, in de buurt van stromend water. In de Midden-IJzertijd (500–250 voor Chr.) bestaat hetzelfde bewoningsbeeld, maar in tegenstelling tot de voorgaande periode droogt het gebied sterker uit. Chr. wordt het gebied bewoond en ook nu worden de hogere delen in het landschap, in de omgeving van stromend water gebruikt voor de boerderijen (woonstalhuizen). Er zijn tot nu toe 53 vindplaatsen uit deze periode op Putten bekend. In de Late IJzertijd (250–12 voor Chr.) is het verspreidingsgebied van de nederzettingen toegenomen ten opzichte van de voorgaande perioden. Ook nu vindt bewoning plaats op de hogere en zandige delen in het landschap, hoewel een klein aantal vindplaatsen in het veen is aangetroffen.

Onderzoeksvragen

Methoden

Findings

Conclusies