Abstract

Het is bekend dat de variatie in het hedendaagse Afrikaans tussen (i) de complementzin met bijzinsvolgorde en het onderschikkend voegwoord dat en (ii) de zgn. "skoon bysin" zonder voegwoord en met hoofdzinsvolgorde onder meer bepaald wordt door lexicale factoren: de skoon bysin zou vooral voorkomen na matrixzinnen met sê, dink, glo, hoop of een ander (hoog frequent) werkwoord van communicatie of cognitie (zie bv. Malherbe 1966; Feinauer 1990; Bosch 1999). Empirisch onderzoek naar de lexicale voorkeuren van allerlei matrixwerkwoorden voor deze of gene constructie is echter nog nauwelijks voorhanden. In deze bijdrage wordt aan de hand van een distinctieve collexeemanalyse (Gries & Stefanowitsch 2004) nagegaan welke werkwoorden een significante voorkeur vertonen voor de dat-bijzin dan wel de skoon bysin in een corpus hedendaags journalistiek taalgebruik. We vergelijken de resultaten met de bevindingen van Van Rooy & Kruger (2016) en formuleren enkele voorzichtige conclusies over de semantische subtypes van werkwoorden die wel en niet worden aangetrokken tot de constructie met een skoon bysin.

Highlights

  • We wanted to present empirical data on the lexical preferences of a large and heterogeneous set of matrix verbs for either the bare complement clause or the dat-clause, with a view to refining existing views on the exact kinds of verbs attracted to both constructions, and, on the semantic variables that can be included in multifactorial work on the alternation in question

  • It would be interesting to compare the semantic variables co-determining the alternation in Afrikaans to those that potentially play a role in other (Germanic) languages with an alternation between “ordinary” complement clauses and complement clauses displaying main clause characteristics such as different word order and/or the absence of a complementiser (e.g. English, German, Danish)

  • Het aantal distinctieve collexemen van de skoon bysin loopt op tot 24, zie de rechterkolom van de tabel; met de toppers sê, meen en dink erbij, hebben we dus in totaal 27 werkwoorden geïdentificeerd die een lexicale voorkeur vertonen voor de skoon bysin

Read more

Summary

INLEIDING

In gebruiksgebaseerde (“usage-based”) en probabilistische taalkundige theorieën wordt ervan uitgegaan dat er allerlei interacties bestaan tussen lexicale en grammaticale keuzes: tot de talige kennis van sprekers behoort onder andere gedetailleerde informatie over de neiging van specifieke lexicale items om samen voor te komen met specifieke grammaticale constructies – en niet, of relatief minder vaak, met andere grammaticale constructies die nochtans in theorie ook mogelijk waren geweest (zie o.m. Goldberg 1995, 2006; Wasow & Arnold 2003; Bresnan 2007; Bybee 2010). Volgens Feinauer (1990:117) komt in de constructie met een skoon bysin het semantische zwaartepunt op de complementzin te liggen, vandaar dat we die vooral aantreffen na “semanties minder dominante” matrixzinnen: zo is in (2) de skoon bysin veel gewoner in de (a)- dan in de (b)-zin, want “[d]ie hoofsin se semantiese waarde [in 2b] is hoër as dié van [2a], bloot deur die gebruik van die werkwoord stamel”; zie ook Kruger en Van Rooy (2015) voor vergelijkbare opmerkingen over de lagere thematische prominentie van de matrixzin in de constructie met een skoon bysin.. De resultaten van de analyse zullen in detail worden vergeleken met de bevindingen van Van Rooy en Kruger (2016), die het matrixwerkwoord meenemen als een van de onafhankelijke variabelen in een multifactoriële studie van de variatie tussen de dat-bijzin en de skoon bysin

Materiaalverzameling
Resultaten van de distinctieve collexeemanalyse
DISCUSSIE
Full Text
Published version (Free)

Talk to us

Join us for a 30 min session where you can share your feedback and ask us any queries you have

Schedule a call