Abstract

Verenplukken is een zeer frequent voorkomend probleem bij in gevangenschap gehouden papegaaiachtigen (Psittaciformes). Naast medische oorzaken kunnen ook sociale omgevingsfactoren en neurobiologische oorzaken ten grondslag liggen, waarbij in het laatste geval gesproken wordt over psychogeen verenplukken. De behandeling van dit gedragsprobleem is primair gericht op het aanpassen van de omgeving (bijvoorbeeld door het aanbieden van verrijking) en het teweegbrengen van gedragsveranderingen (gedragstherapie). In de gevallen waarbij deze interventies onvoldoende of geen effect hebben, kunnen psychofarmaca een goede toevoeging aan de behandeling vormen. Echter, om psychofarmaca op een veilige en verantwoorde manier te gebruiken, is een grondige kennis nodig van het werkingsmechanisme, de farmacokinetiek en toxiciteit van deze geneesmiddelen. Specifieke informatie over de werking van psychofarmaca bij vogels ontbreekt in de meeste gevallen, met als gevolg dat het (off-label) gebruik daarvan vooral gebaseerd is op empirische bevindingen en dosisextrapolatie uit onderzoek bij zoogdieren. Dit brengt risico’s met zich mee omdat de metabolisatie en gevoeligheid voor de geneesmiddelen kunnen verschillen tussen vogels en zoogdieren, wat kan leiden tot therapiefalen en/of ernstige bijwerkingen. Het in achtnemen van deze beperkingen en de zorgvuldige monitoring van de patiënt zijn dan ook onontbeerlijk voor een verantwoord gebruik van psychofarmaca bij gezelschapsvogels.

Highlights

  • Verenplukken is een veel voorkomend probleem bij Psittaciformes en wordt gekenmerkt door het verlies of de beschadiging van de veren die bereikbaar zijn met de snavel (Burgmann, 1995; Garner et al., 2008)

  • Wanneer vastgesteld wordt dat de veerafwijkingen daadwerkelijk optreden in het kader van zelfbeschadigend gedrag dienen daarnaast onderliggende medische oorzaken uitgesloten te worden vooraleer te besluiten dat het om een gedragsmatig probleem gaat

  • Naast medische oorzaken kunnen ook gedragsmatige oorzaken meespelen in het optreden en in stand houden van verenplukken

Read more

Summary

TRICYCLISCHE ANTIDEPRESSIVA

Tricyclische antidepressiva (TCA), zoals clomipramine, doxepine en amitriptyline, worden ook wel de klassieke antidepressiva genoemd. Net als bij SSRI’s wordt het gecombineerd gebruik van TCA met andere medicatie, zoals monoamine-oxidase-inhibitoren, antipsychotische farmaca, zoals haloperidol en acepromazine, anticholinergische agentia, antidepressiva, schildklierhormoon of schildklierhormoonremmers, barbituraten en anti-epileptica ontraden, omdat dit kan leiden tot ernstige bijwerkingen (Crowell-Davis en Murray, 2006b; Seibert, 2007). Dopaminedepletie kan leiden tot depressie en extrapiramidale bewegingsstoornissen (ziekte van Parkinson), terwijl een overmaat aan dopamine geassocieerd wordt met het ontwikkelen van stereotypieën (Crowell-Davis en Murray, 2006d). Bij verenplukkende papegaaien werd het gebruik van naltrexon in een dosis van 1,5 mg/kg LG (PO, BID-QID) onderzocht tijdens een niet-placebo gecontroleerde klinische studie met 41 vogels. Bij 26 van deze vogels werd tijdens de eerste maanden gelijktijdig gebruik gemaakt van nekkragen, waardoor het effect mogelijk niet geheel was toe te wijten aan naltrexon (hoewel de kragen uiteindelijk wel verwijderd werden met behoud van effect) (Turner, 1993)

ANDERE FARMACA
Fluoxetine Paroxetine
Full Text
Published version (Free)

Talk to us

Join us for a 30 min session where you can share your feedback and ask us any queries you have

Schedule a call