Abstract

Zowel Nederlands krijgen als Afrikaans kry maken deel uit van verschillende constructies met een verbale aanvulling in de vorm van een voltooid deelwoord of infinitief, waarin krijgen/ kry gedeeltelijk geauxiliariseerd is. Dit artikel gaat vanuit een contrastief en (diachroon) constructiegrammaticaal perspectief in op de formele en semantische eigenschappen van die constructies. Aangetoond wordt dat de Afrikaanse resultatieve constructie met kry + voltooid deelwoord zich verder heeft ontwikkeld dan haar Nederlandse tegenhanger met krijgen + voltooid deelwoord. Daartegenover staat dat in het Nederlands een frequent gebruikt krijgen-passief is ontstaan dat in het Afrikaans niet echt van de grond is gekomen, en dat er in het hedendaagse Nederlands ook aanwijzingen zijn voor productief gebruik van een modale constructie met krijgen + te-infinitief. De data voor het onderzoek komen hoofdzakelijk uit het SoNaR-corpus en het Taalkommissiekorpus.

Highlights

  • The present article presents a corpus-based contrastive study of the basic verbs of receiving of Dutch and Afrikaans, i.e. krijgen and kry, respectively

  • The focus is on a number of different constructions in which krijgen and kry are combined with a main lexical verb in the form of an infinitive or past participle and, have at least partly auxiliarized

  • Data culled from the SoNaR-corpus of contemporary written Dutch and the corpus of the Language Commission of the South African Academy for Arts and Science allow for a comparison of the relative frequencies of these different patterns in present-day Dutch and Afrikaans and of their lexical and semantic ranges

Read more

Summary

INLEIDING1

Tot de brede semantische klasse van de werkwoorden van (bezits)overdracht behoort naast de geven- en nemen-werkwoorden onder meer ook nog de subklasse van de krijgen- of receptieve werkwoorden, d.w.z. werkwoorden waarbij het subject géén agens noemt, maar een passief recipiens, dat iets ontvangt door toedoen van een andere persoon (zie bv. Newman 2005:153, die het subject van krijgen typeert als “the tail of the main action chain”, terwijl geven en nemen “require a grammatical subject which is the head of an action chain”). Voor het Afrikaans zijn er twee studies van Molnárfi (1995, 1997) over (hoofdzakelijk) constructies met kry + voltooid deelwoord, die ook een aantal contrastieve opmerkingen bevatten over verschillen met formeel verwante constructies in het Nederlands en het Engels.. De huidige studie verschilt van dat bestaande contrastieve onderzoek in drie belangrijke aspecten: (i) de focus ligt niet alleen op constructies met een voltooid deelwoord, maar ook op constructies waarin krijgen/kry wordt gecombineerd met een infinitief; (ii) het onderzoek is corpusgebaseerd: de formele en semantische eigenschappen van de onderzochte constructies worden in kaart gebracht op basis van data uit het SoNaR-corpus en het Taalkommissiekorpus; (iii) de theoretische insteek is die van de (diachrone) constructiegrammatica. Paragraaf 5 bundelt de conclusies en een aantal suggesties voor vervolgonderzoek

De constructiegrammatica en de diachrone toepassing ervan
Auxiliarisering
Enkele belangwekkende verschillen
BESLUIT
Full Text
Published version (Free)

Talk to us

Join us for a 30 min session where you can share your feedback and ask us any queries you have

Schedule a call