Abstract
Female labour force participation declined in Limburg from a relatively high level at the start of the twentieth century to a relatively low level at the end of that century. In this article this “silent revolution” is analysed by focussing on the development of women’s labour in agriculture, in the South Limburg mining district, and in the Maastricht glass and pottery industries. The high level of female labour force participation was, firstly, caused by a high labour input of women in small farming predominating in Limburg agriculture well into the 1950s, secondly, by the many women, both married and unmarried, employed in the Maastricht glass and pottery works. In the mining districts, by contrast, women’s paid labour was almost absent (apart from employment of young, unmarried women in the clothing industry). The relative decline of female labour in the Province of Limburg is foremost a consequence of the growth of mining relative to agriculture. But in agriculture and the Maastricht industries female labour declined as well, due to the exodus of young women out of agriculture in the first, and of changes in production and employers’ policies in the second case.
Highlights
Female labour force participation declined in Limburg from a relatively high level at the start of the twentieth century to a relatively low level at the end of that century
The high level of female labour force participation was, firstly, caused by a high labour input of women in small farming predominating in Limburg agriculture well into the 1950s, secondly, by the many women, both married and unmarried, employed in the Maastricht glass and pottery works
Dit grote aandeel van het kleinbedrijf, dat dreef op meewerkende gezinsleden, verklaart waarom het aantal in de landbouw werkende vrouwen in Limburg sinds het begin van de twintigste eeuw zo hoog was in vergelijking met Nederland als geheel
Summary
In de sociaaleconomische geschiedenis van de vrouwenarbeid is het sinds het baanbrekende werk van Louise Tilly en Joan Scott, Women, Work, and Family uit 1978 gebruikelijk de arbeid van vrouwen in verband te brengen met de economische structuur van het gezin.[2]. Uitgangspunt van deze indeling, en sindsdien standaard in elk debat over dit onderwerp, is dat het huishouden met één mannelijke kostwinner, dat tot niet zo lang geleden dominant was in de Westerse samenleving, een historisch verschijnsel is dat in de negentiende en twintigste eeuw is opgekomen, maar niet altijd heeft bestaan. Over het tempo en de oorzaken van de opkomst van het kostwinnersmodel wordt sinds de jaren 1990 een debat gevoerd dat tot veel onderzoek aanleiding heeft gegeven, ook in Nederland.[4] Nederland is als casus interessant, omdat dit verschijnsel zich al vroeg voordeed en in de twintigste eeuw leidde tot een naar verhouding met andere landen erg lage vrouwelijke arbeidsparticipatie.[5]. Daardoor konden weer hogere lonen worden uitbetaald, waarmee het mogelijk was te voorzien in het levensonderhoud van het hele arbeidersgezin en een bijdrage van vrouwen aan het gezinsinkomen, zoals in de family wage economy, overbodig werd. Tegelijk werden aan huishoudelijke taken op het gebied van voeding, verzorging en opvoeding steeds meer eisen gesteld, waaraan de huisvrouw alleen door een volledige inzet kon voldoen
Talk to us
Join us for a 30 min session where you can share your feedback and ask us any queries you have
More From: TSEG/ Low Countries Journal of Social and Economic History
Disclaimer: All third-party content on this website/platform is and will remain the property of their respective owners and is provided on "as is" basis without any warranties, express or implied. Use of third-party content does not indicate any affiliation, sponsorship with or endorsement by them. Any references to third-party content is to identify the corresponding services and shall be considered fair use under The CopyrightLaw.